Onredelijke bedingen in overeenkomsten tussen ondernemer en consument: een valkuil met nare gevolgen
Consumenten worden in relatie tot ondernemingen gezien als de zwakkere marktpartij. Daarom is er Nederlandse en Europese regelgeving die hen op verschillende manieren beschermt. Als u niet goed oplet, kunt u als ondernemer voor verrassingen komen te staan. Sommige afspraken in overeenkomsten tussen een ondernemer en een consument kunnen niet geldig zijn. De bescherming van de consument kan zelfs zo ver gaan, dat u geen aanspraak (meer) kunt maken op wettelijke rechten. Dat kan als er sprake is van een oneerlijk beding als bedoeld in de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (“Richtlijn”).
Van een oneerlijk beding is sprake als over dat beding niet is onderhandeld en dat beding het evenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen ernstig verstoort in het nadeel van de consument. Meestal gaat het om bedingen in algemene voorwaarden die erg belastend voor de consument zijn, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat.
Een oneerlijk beding kan in ieder soort contract tussen een onderneming en een consument voorkomen. Van de algemene voorwaarden van een online verkoop platform tot een kredietovereenkomst.
Een voorbeeld van een oneerlijk beding vinden we in de uitspraak van 24 maart 2021 van de rechtbank Noord-Holland, waarin het om een huurcontract ging.[1] Een professionele verhuurder had in zijn algemene voorwaarden staan dat bij een huurachterstand de verschuldigde rente 2% per maand is. De consument-huurder ontkende de betalingsachterstand niet. Hij vond wel dat deze rente onevenredig hoog is. De kantonrechter overwoog dat deze rente veel hoger is dan dat de wettelijke rente (2% per jaar). Er zijn geen omstandigheden om het beding toch als een redelijk beding aan te merken.
Daarom oordeelde de kantonrechter dat het beding op grond van de Richtlijn niet geldig is. De verhuurder vorderde vervolgens de wettelijke rente. Maar ook dat wees de kantonrechter af. De Europese rechter heeft namelijk bepaald dat als een afspraak over schadevergoeding op grond van de Richtlijn ongeldig is, de ondernemer niet kan terugvallen op wettelijke rechten op schadevergoeding. Deze regel is ook in deze huurkwestie van toepassing, omdat de wettelijke rente een wettelijke vorm van schadevergoeding is. De verhuurder moest genoegen nemen met de toewijzing van (alleen) de vordering om de huurachterstand te betalen.
Deze uitspraak laat zien dat de ondernemer die onvoldoende rekening houdt met de rechten van de consument ‘gestraft’ wordt. Hij kan geen aanspraak maken op contractuele rechten, maar ook niet op wettelijke rechten. Dit is bedoeld als een prikkel voor de ondernemer om voldoende rekening te houden met de belangen van de consument.
Als u als ondernemer algemene voorwaarden voor consumentenovereenkomsten opstelt, is het belangrijk stil te staan bij de redelijkheid van (onder andere) bepalingen over rentes, boetes en andere vormen van schadevergoeding.
Hebt u vragen over dit onderwerp of wilt u uw algemene voorwaarden laten toetsen, dan kunt u contact opnemen met Rachid Haouli: via +31 70 311 07 45 of rhaouli@udinkschepel.nl
[1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:3253