Eindigt de aansprakelijkheid voor rechtshandelingen uit oprichtingsfase door bekrachtiging?
Kan een bestuurder de rechten en verplichtingen voor rechtshandelingen die zijn verricht voordat de vennootschap is opgericht, afwentelen op de vennootschap door deze namens de vennootschap te bekrachtigen? Niet zonder meer. Als de vennootschap deze verplichtingen niet nakomt, bestaat het risico dat de bestuurder aansprakelijk wordt gesteld.
Onlangs hebben het Hof Arnhem-Leeuwarden en het Hof Amsterdam uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van bestuurders voor bekrachtiging van rechtshandelingen die zijn verricht voor de oprichting van de vennootschap.
Artikel 2:203 lid 2 BW bepaalt dat degene die namens een op te richten vennootschap rechtshandelingen verricht, aansprakelijk blijft voor die rechtshandelingen totdat de vennootschap na haar oprichting, de rechtshandelingen heeft bekrachtigd. Vervolgens bepaalt lid 3 dat degene die namens een op te richten vennootschap een rechtshandeling verricht, terwijl hij weet of behoort te weten dat de vennootschap de verplichtingen niet kan nakomen, aansprakelijk is voor de nakoming daarvan. Ook bepaalt de wet dat de bestuurder die deze rechtshandelingen namens de vennootschap heeft bekrachtigd, aansprakelijk kan zijn voor de nakoming van de verplichtingen van de vennootschap.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 20 oktober 2015 bepaald dat de bekrachtiging van voor de oprichting van de vennootschap gesloten arbeidsovereenkomsten, als de vennootschap failliet gaat, kennelijk onbehoorlijk bestuur kan opleveren. Het hof oordeelt dat de vennootschap ten tijde van de oprichting en bekrachtiging geen middelen van bestaan en geen reëel uitzicht daarop had, waardoor geen redelijk denkend bestuurder tot bekrachtiging van de rechtshandelingen overgegaan zou zijn. Het Hof acht het verder aannemelijk dat de bekrachtiging een belangrijke oorzaak van het faillissement van de vennootschap is. Daarom is de bestuurder volgens het hof aansprakelijk voor het boedeltekort.
Het Hof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 9 februari 2016 ook bepaald dat de bestuurder aansprakelijk was vanwege het bekrachtigen van een rechtshandeling. De bestuurder had voor het oprichten van de vennootschap een huurovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst heeft hij na de oprichting bekrachtigd, terwijl hij op dat moment wist of behoorde te weten dat de vennootschap de huurpenningen niet kon voldoen. Het hof oordeelt dat de bestuurder daardoor onrechtmatig heeft gehandeld.
Deze uitspraken komen erop neer dat de bestuurder ten tijde van het bekrachtigen van de rechtshandelingen wist of behoorde te weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit die rechtshandelingen niet kon nakomen. De bestuurders waren daarom naast de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze verplichtingen.
Het moment van bekrachtigen is later dan het moment van aangaan van de rechtshandeling. Het kan daarom zo zijn dat ten tijde van het aangaan van de rechtshandeling niet duidelijk was dat de verplichtingen daaruit niet nagekomen konden worden, maar dat dit ten tijde van het bekrachtigen wel zo was. Het is daarom raadzaam om eerst een vennootschap op te richten en daarna rechtshandelingen te verrichten. Een bestuurder voorkomt op die manier dat er een tweede meetmoment komt voor de vraag of hij wist of behoorde te weten dat de rechtshandelingen niet nagekomen konden worden. Alleen het moment van het aangaan van de rechtshandeling is dan van belang voor de beoordeling of een bestuurder aansprakelijk is.
Sinds de invoering van de flex-BV is voor de oprichting de eis van het minimumkapitaal van € 18.000 vervallen. Ook een verklaring van geen bezwaar is niet meer vereist is. Een BV kan dus snel opgericht zijn.